Renteswaps – Arrest Hof Amsterdam – rentevisie
Het Hof Amsterdam heeft op 7 april 2020 een arrest gewezen in een renteswap procedure tegen ING Bank (ECLI:NL:GHAMS:2020:1267). Daarbij heeft het Hof geoordeeld dat het niet delen van de rentevisie van de bank onrechtmatig was jegens de klant van de bank. De rechtbank Amsterdam had de vorderingen daaromtrent afgewezen en deze zijn door het Hof alsnog in het voordeel van de klant toegewezen.
Inleiding
Tussen 2005 en 2008 hebben de banken het MKB overladen met renteswaps. Er werden ca. 38.000 renteswaps verkocht aan ca. 21.000 MKB’ers. Zie ook de cijfers van de AFM op basis van Voortgangsrapportage van 28 januari 2020. De banken verkochten de renteswaps aan veelal niet-professionele MKB’ers als een (nieuw) rentebeschermingsproduct en zij hielden deze MKB’ers veelal voor dat de rente (fors) zou gaan stijgen en adviseerden vervolgens een renteswap.
De banken publiceerden destijds rentevisie berichten. Deze werden veelal wel gedeeld met wholesale klanten van de bank, maar niet met MKB’ers. Uit deze renteprognoses blijkt dat de 3 grootbanken medio 2008 verwachtten dat de rente zou gaan dalen. Vreemd genoemd hielden zij MKB’ers voor dat de rente juist (fors) zou gaan stijgen en werden deze (officiële) prognoses / rentevisies dus buiten de advisering gehouden.
Conclusie Hof
Het oordeelde “dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld dat het niet kennen van de rentevisie van ING van juni 2008 een rol heeft gespeeld bij het besluit van [appellant sub 3] om de 10-jarige renteswap van 25 juni 2008 aan te gaan. Uit de rentevisie van ING van juni 2008 blijkt dat ING verwachtte dat zowel de korte als de lange rente zou gaan dalen, hetgeen voor ING aanleiding had moeten zijn om [appellant sub 3] op dat moment te adviseren geen renteswap aan te gaan en voldoende aannemelijk is dat [appellant sub 3] de renteswap dan niet zou hebben afgesloten.”
“Het hof is van oordeel dat ING in de gegeven omstandigheden ook de rentevisie van juni 2008 met [appellant sub 3] had moeten delen, zulks ongeacht de aard van de tussen hen bestaande relatie. De bank heeft onrechtmatig jegens [appellant sub 3] gehandeld door dat niet te doen.”
Met andere woorden, de bank had de rentevisie wel met de klant moeten delen en op grond daarvan had de bank de klant zelfs moeten adviseren om geen renteswap voor 10 jaar aan te gaan. Nu de bank deze informatie heeft achtergehouden heeft zij onrechtmatig en dus in strijd met de zorgplicht jegens de klant gehandeld en is de bank aansprakelijk voor de schade.
Interessant is tevens dat het Hof het hierbij niet relevant acht of er sprake is van een adviesrelatie. Overigens blijkt uit vaste jurisprudentie dat wanneer de bank een niet-professionele partij een renteswap aanbied er dan sprake is van een adviesrelatie. In een adviesrelatie mag de klant vertrouwen op dat advies en mag hij ervan uitgaan dat de bank haar zorgplicht jegens hem naleeft.
Deze problematiek speelt in veel renteswap procedures en dit arrest zal dus tevens van toepassing zijn in renteswap procedures tegen andere banken. Dit geldt temeer nu de 3 grootbanken destijds in 2008 allen verwachtten dat de rente zou gaan dalen. Uiteraard is dat relevante informatie voor de klant, met name omdat de renteswap werd geadviseerd voor de (in de toekomst) stijgende rente. De renteprognose van de bank is dus zeker relevant en indien dat wel gedeeld zou zijn, dan had de klant waarschijnlijk niet voor een renteswap gekozen. Overigens geldt de adviesrol en de zorgplicht van de bank gedurende de hele looptijd van de renteswap. De overige relevante omstandigheden zijn, onder andere, kennis en ervaring, doelstelling, financiële positie en risicobereidheid van de klant.
Praktijk – verdienmodel
Uit de hiervoor genoemde cijfers blijkt dat de banken het adviseren van renteswaps (kennelijk) als een nieuw verdienmodel beschouwden. Voor 2005 werden dergelijke complexe financiële producten ook alleen tussen grote professionele partijen aangegaan. Het is opvallend dat (nagenoeg) de meeste renteswaps door de banken werden geadviseerd voor (nagenoeg) de hele hoofdsom van de lening en met een looptijd van 10 jaar, terwijl in het advies (voor zover beschikbaar) niet nader werd onderbouwd waarom dat in het belang van de klant zou zijn. Ook dit aspect hangt samen met het verdienmodel van de bank. Immers, hoe hoger de hoofdsom en hoe langer de looptijd, des te hoger was de (verborgen) premie. De banken lieten bij de advisering veelal na om de niet-professionele klant mede te delen dat er sprake was van een (verborgen) premie en hoe deze werd berekend, zodoende kon daar dan dus ook niet over onderhandeld worden. Sommige banken hielden de klant zelfs voor dat er geen premie voor de renteswap betaald hoefde te worden. Dat is dus onjuist en (wederom) niet in het belang van de klant.
Conclusie
De rechtbank Amsterdam lijkt renteswap procedures (nagenoeg) standaard af te wijzen. De jurisprudentie van de Gerechtshoven in hoger beroep laat een andere lijn zien, waarbij regelmatig uitspraken van de rechtbank worden vernietigd en waarbij alsnog in het voordeel van de gedupeerde klant wordt geoordeeld. Ook dit arrest bevestigt dat. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de rentevisie van de bank wel degelijk relevante informatie was die de bank met de klant had moeten delen, zodat hij dan in staat zou zijn geweest om daar een weloverwogen besluit over te kunnen nemen.